Uitgelicht
Bijzondere objecten
Keramiekcentrum Tiendschuur heeft veel bijzondere objecten in zijn collectie. Op deze pagina lichten we steeds enkele objecten er uit. We hanteren daarbij uiteenlopende criteria: bijzondere schoonheid, vernieuwende techniek, verrassende vormgeving of een intrigerende achtergrond.
We nodigen u uit om onbevangen de schoonheid hiervan te beleven.

Vaas Jacques - Bongaerts
Deze vaas is een pronkstuk uit het Tegelse keramische erfgoed. De vaas is in 1943 gemaakt door Jac. Bongaarts. Jac. wordt in 1920 geboren in Tegelen. Op 15-jarige leeftijd komt hij bij het boetseerclubje Tekavok (Tegelse keramiek en volkskunst) dat onder leiding staat van de pottenbakker-keramist Joep Felder en de schilder Jean Flos. Dit gezelschap wordt in zijn geheel in 1936 aangenomen om te werken in het atelier voor kunstkeramiek Russel-Tiglia. Directeur George Goossens vraagt Jac. de leiding van dit atelier op zich te nemen. In deze periode komt de vaas tot stand.
Later is deze vaas eigendom geworden van George Goossens, voormalig directeur van Russel Tiglia. Na het overlijden van George Goossens in 1978 is de vaas geërfd door George Goossens junior (de zoon van George Goossens). In 2012 is de vaas door George geschonken aan Keramiekcentrum de Tiendschuur. George vind het belangrijk dat de kunst uit die tijd voor iedereen toegankelijk is en dat de vaas daar het beste tot zijn recht komt.
De vaas is gemaakt van roodbakkende aardewerkklei. Voor de decoratie gebruikt Jac. verschillende technieken. Het meest in het oog springend is het oplegwerk met drie kleuren klei, een oude traditionele techniek. Op de roodbakkende klei worden patroontjes van zwarte, gele of witte klei geplakt alvorens de vaas de eerste keer de oven in gaat.
Als inspiratie voor de afbeeldingen dienen verhalen uit het leven van Jezus, zoals opgetekend in het Nieuwe Testament. Op de hoogste etage zien we de vier evangelisten aan wie de evangelie-teksten worden toegeschreven. De eerste en tweede etage tonen op levendige wijze taferelen uit het leven van Jezus.
Vaas - Joan Carillo
Deze bijzondere blauw-rode vaas met twee smalle halzen is van de hand van Joan Carillo. Joan Carrillo - geboren in Campillos (Malaga) in 1948 - bezoekt de Kunst- en Ambachtsschool in Olot, Catalonië, van 1963 tot 1967. In 1968 werkt hij in de werkplaats van de gebroeders Serra in Barcelona. Daarna opent hij zijn eigen werkplaats in Riudaura bij Olot (1970). Hij is lid van de vermaarde Academia International Ceramic (AIC) in Genève (Zwitserland) en medeoprichter van de pottenbakkerscoöperatie 'Coure'. In 2008 nam hij in het toenmalige Pottenbakkers Museum De Tiendschuur (Tegelen) deel aan de expositie Goudkoorts.
Joan Carillo Romero werkt volgens dezelfde techniek als Jordi Serra. Deze techniek gaat terug op de Iraakse en Perzische keramiektraditie van de 9e eeuw. Door het aanbrengen van extreem dunne lagen metaaloxiden creëert hij in drie bakprocessen keramiek met een prachtige metaalglans.
Het museum heeft dit object in 2016 verworven uit de schenking van Pieter Doensen. Momenteel vindt u dit prachtige object in het museum op de omloop in de hoofdzaal.


'Cobalt/white flow' - Fenella Elms
Wanneer je langs de omloop gaat, valt direct het paneel Cobalt/white flow op van Fenella Elms.
Fenella was een Duitse keramiste, wonend en werkzaam in Engeland, die al vroeg in aanraking kwam met klei en kennismaakte met het werk van de legendarische Lucy Rie. Ze studeerde keramiek aan het Swindon college. Ze vond haar inspiratie bij natuurlijke vormen, ritme en beweging.
Hier ziet u een groot wandpaneel met een onnoemlijk aantal kleine elementjes gemonteerd op een witte porseleinen ondergrond. De kleine porseleinen elementjes zijn van blauw ingekleurde porselein en zijn met de hand gemonteerd op de witte plaat.
Fenella zelf zegt: "Het herhaaldelijk samenvoegen van vele componenten laat een ritme ontstaan, en dompelt mij onder in het creatief proces. Het voltooide werk is een mengeling van vertrouwd en vreemd. Ik hou van die tegenstelling en heb teleurstellingen leren verdragen. Het plezier van het maken zit hem vooral in het nastreven van een idee, niet zozeer in het resultaat."
Maar het resultaat is verbluffend, ja betoverend, het lijkt alsof we naar een wervelende bergbeek kijken, of zo je wilt, een korenveld waarin de wind vrij spel heeft.
Fenella stierf in december 2022 veel te jong aan kanker. Gelukkig hebben we haar werk nog, waarin haar fascinatie voor de wereld nog steeds met kracht en levendigheid doorklinkt.
Mysterieuze figuren - Etie van Rees
In de zaal 2e verdieping vind je kunst uit de schenking van Pieter Doensen, geboren in Venlo. Hij is verzamelaar, onder meer van keramische kunst uit de periode 1945 tot 1990.
Omdat zijn overleden vrouw in Indonesië was geboren, was hij op zoek naar keramiek met een relatie met Indonesië. Zo kwam hij uit bij de keramiste Etie van Rees, eveneens geboren in Indonesië en woonachtig in Nederland. Haar kunst sprak hem erg aan.
Etie was schilderes en kwam per toeval in aanraking met klei. Ze had een vriendin die ernstig ziek was. Ze nam een brood klei voor haar mee: “dan heb je iets te doen”. Maar korte tijd later overleed haar vriendin. Toen Etie weer in het huis kwam, lag daar de klei onaangebroken.
Ze nam het mee naar huis en begon spontaan zelf met de klei te werken. Ze beschilderde haar figuurtje met olieverf, hing het aan een ijzerdraad in de potkachel en … het lukte! Ze was heel enthousiast.
Op haar 62e levensjaar had ze haar debuutexpositie in museum Boijmans van Beuningen met haar mysterieuze figuurtjes: dieren met mensenkopjes, vissen, insecten, hier en daar opgesmukt met veertjes. Het was tot haar eigen verbazing een groot succes. Etie wordt gezien als de meest spirituele en onbevangen keramist van Nederland in de jaren vijftig en zestig.
Ze stookte haar werk steeds meer in de elektrische oven maar ook nog geregeld in haar potkachel. Daar speelden de vlammen rond haar sculptuurtjes, wat invloed had op de glazuren.
Etie van Rees is pas rond haar 60ste per toeval met klei gaan werken en is volledig autodidact. Haar werk is heel toegankelijk en heeft een duidelijke binding met Indonesische mythologie en religie.
Kortom: “Je bent nooit te oud om aan iets nieuws te beginnen.”


Lies Cosijn
Ook de objecten van de hand van Lies Cosijn maken deel uit van de schenking van Pieter Doensen.
Lies Cosijn werd geboren in Indonesië en kwam na de tweede wereldoorlog naar Nederland. Tijdens de oorlog verbleef ze met haar moeder enige tijd in het Jappenkamp. Over de ervaringen uit die tijd kon ze later niet meer praten, des te meer uitte ze die in haar beeldend werk. Hiermee geldt Lies Cosijn als een belangrijk keramist in de 2e helft van de 20e eeuw.
Ze bouwt haar werk op met de hand, decoreert het door te graveren en met engobes in te kleuren. Dan stookt ze haar werk in een elektrische oven. Twee van haar creaties ziet u hier in de vitrine: een pot met deksel en een grote schaal.
De pot met deksel is aan voor- en achterkant gedecoreerd met beklemmende tekeningen. De voorkant toont een naakte vrouw met een man op de achtergrond. De blik van de man stelt ons niet gerust. Gedwongen seks?
Op de achterkant een man met geweer, een man met de handen vooruit, wat wil hij? Een moeder die haar kind meetrekt, wind door de bomen, stormen in het leven van deze vrouw. We ontsnappen niet aan de traumatische ervaringen van Lies Cosijn in die Jappenkamp-periode.
De kom straalt een heel ander gevoel uit. Weer zien we een naakte vrouw, maar nu begeleid door poëtische woorden:
“Waar ben jij
Tussen huid en hemd
Wat ben jij
Tussen huid en hemd de warmte
Tussen wind en maan
Kom in mijn armen”
Wat zoekt ze? Geborgenheid? Haar geliefde? Haar kind?
Het werk van Lies Cosijn is uniek. Ze maakt niet zomaar mooie dingetjes, haar kunstwerken staan ons toe in contact te komen met wat ze diep in haar ziel bewaart.
Baboes - Nicolas Dings
Bij een eerste blik op dit kunstwerk raak je niet direct gecharmeerd door zijn schoonheid, wel geïntrigeerd.
En dat is precies wat de kunstenaar Nicolas Dings probeert te bereiken. Huiverig als hij is voor precieze duiding, wil hij vooral verwondering oproepen.
Wellicht ken je de in Tegelen geboren Dings van het Spinozamonument in Amsterdam. Maar laten we inzoomen op de twee sculpturen met de titel ‘Baboes’.
Baboes zijn Indische kindermeisjes. We kennen het woord uit de literatuur en films over Nederlands-Indië. De baboe nam de rol van de moeder over bij het opvoeden; een lieve, zorgzame vrouw die kinderen leerde te houden van de Indonesische cultuur.
Baboes hadden echter vaak een loyaliteitsconflict: ze waren Indonesisch maar raakten ook gehecht aan het Nederlandse gezin bij wie ze dienden.
Voor Indonesiërs nu heeft het woord een negatieve klank en voelt het beledigend om zo aangesproken te worden.
Maar ook wij ervaren ongemak bij een confrontatie met onze geschiedenis. Lang waren we trots op onze VOC-mentaliteit, nu vult dit ons ook met diepe schaamte. Dings probeert met zijn Baboes taal te geven aan deze tegenstrijdige gedachten en gevoelens bij ons koloniale verleden.
Op het raakvlak van mooi en lelijk, goed en kwaad, verwerkt Dings in dit kunstwerk aardewerk, oxides en glazuren met verschillende transfers. We zien veel blauw dat een verwijzing zou kunnen zijn naar het Delfts blauw, we zien VOC-stempels en afbeeldingen van vooral Indonesische mensen en van vlinders. Wellicht zag hij de vlinders in zijn kindertijd in het Missiemuseum. In elk geval versterken ze, net als de dierenhoofden en de afwijkende verhoudingen het gevoel van vervreemding en ongrijpbaarheid bij dit stuk van onze geschiedenis.
